Eind 1952 betrekken de eerste patiënten het nieuwe gebouw en in 1953 wordt de feestelijke heropening gevierd van een nieuwe De Mick, "wellicht het modernste sana ter wereld".

Het indrukwekkende door de Brusselse architect Fernand Gorlier ontworpen gebouw neemt de lange naar het zuiden gerichte gevel over van het vorige gebouw van Van Steenbergen, maar op een veel grotere schaal. De 150 bedden zijn verdeeld over drie verdiepingen, terwijl op de dakverdieping opnieuw een solarium met ligzetels is voorzien. De meeste kamers zijn nog steeds gemeenschappelijk met vier of vijf bedden, maar op de tweede verdieping bevinden zich 32 eenpersoonskamers voor de ergste gevallen. Alle kamers hebben grote schuifdeuren, die overdag volledig opengeschoven worden en die uitgeven op een smal balkon. Elke zieke heeft een eigen kast voor persoonlijke spullen buiten op de gang en elke verdieping heeft toiletten en waszalen met lavabo's en douches.

In het midden doorbreekt een grote rotonde met ontspanningsruimtes de lange gevel met patiëntenkamers. Vanuit het groene domein achter het gebouw, waar vandaag het woonzorgcentrum is, kan je over brede trappen de rotonde op de eerste verdieping betreden. Die verdieping is dan ook bestemd voor passage: in de winter fungeert ze als een orangerie, in de zomer kunnen de bewoners die een wandeling op het domein willen maken daar hun schoenen zetten. De tweede en derde verdieping bevatten respectievelijk de leeszaal en de speelzaal – met biljarttafels, bakspelen, kaarttafels, tafelvoetbal enzovoort – en op de bovenste verdieping is de rookzaal (verbazend genoeg voor ons vandaag, voor patiënten, bezoekers en personeel).

De eetzaal bevindt zich aan de andere kant (de kant van de Papestraat), in een brede uitstulping van het gebouw, op de eerste verdieping boven de hoofdingang. Schuifdeuren verdelen die verdieping in tweeën. De ene helft fungeert als eetzaal, in de andere helft is een podium opgesteld zodat ze als feestzaal kan dienen. Bij grote evenementen gaan de schuifdeuren open en ontstaat een ruime zaal met plaats voor 450 toeschouwers.

Van lighallen op het domein is geen spoor meer, het ruime solarium op de dakverdieping moet volstaan. Wel is ditmaal aan bezoekers gedacht. Met de introductie van antibiotica is tuberculose immers een stuk minder besmettelijk en ligt de nadruk voortaan meer op behandelen dan op afzonderen. Er is een driehoekige parking aangelegd voor het gebouw, verrassend ruim aangezien in de jaren 1950 nog maar erg weinig arbeidersgezinnen een autootje hebben. Maar De Mick blijft vooralsnog moeilijk bereikbaar, ook al rijden er in 1952 al enkele autobussen in de buurt. De bezoekers wandelen door de centrale hoofdingang en komen in de bijzonder fraaie inkomhal, uitgedost als een salon met fraaie betegeling, sierplanten en salonmeubeltjes. En natuurlijk met het prachtige houten beeld Heropbeuring van Albert Poels. Op het gelijkvloers zijn wachtzalen en ontvangstruimten, maar er is nog geen balie. Het is niet de bedoeling dat de bezoekers op de patiëntenkamers komen. Dat wordt pas gebruikelijk na de omschakeling van sanatorium naar kliniek in de jaren 1970.

In het nieuwe complex zijn ook labo’s voorzien, een radiologiekamer, een apotheek, een tandheelkundig kabinet, een mortuarium en zelfs een operatiezaal, al zal die zo goed als nooit gebruikt worden en in 1995 verdwijnen.